Le Pont du Garrit
Vanaf de achterbank van mijn vaders Chevrolet suburban, kijken mijn broertje en ik gespannen naar de andere kant van de één auto brede brug. We komen vanuit het plaatsje Berbiguières en willen de Dordogne oversteken naar Saint Cyprien, richting het oude boerderijtje dat mijn ouders voor drie weken vakantie gehuurd hebben. Het is de enige weg; de grote doorgaande weg beneden in de vallei bestaat nog lang niet. Mijn vader is net op een derde boven het water als er een oude Peugeot met even oud vrouwtje erin vanuit Saint Cyprien de brug op komt. Dapper drukt ze haar voet op het gaspedaal; niet van plan om achteruit terug te gaan. Met een verbeten trek om haar mond zet ze haar autootje, neus tegen neus, tegenover de Chevrolet.
Ze moet haar grijze hoofd omhoog kantelen om mijn vader aan te kunnen kijken. Vastbesloten en uitdagend blijft ze staan. Boven haar hoofd is bijna een tekstwolkje zichtbaar met daarin de woorden: Ga jij maar achteruit toerist, het is tenslotte míjn brug! Mijn vader twijfelt even, zet zijn Chevrolet dan gelaten in zijn achteruit en rijdt zijn gezin in tegenovergestelde richting terug naar de oever van de Berbiguières-kant. De vrouw vervolgt zonder bedankje haar weg. Dit is niet de eerste keer in de vakantie dat dit ons overkomt. Het is iedere keer weer spannend of er een tegenligger aan de andere kant van de grijzeijzeren brug staat. We praten over ruim dertig jaar geleden …
Vandaag de dag is de brug in onbruik en verval geraakt door de nieuwe doorgaande weg die, ten opzichte van de brug, links in de vallei is aangelegd. Een enkele voetganger waagt zich nog over de kuilen in het asfalt onder de roestige bogen van de brug door. De sloop kost evenveel als het opknappen, dus ligt hij er al jarenlang (bijna) vergeten en slaperig bij.
Maar … in april 2012 is er een vereniging ter behoud van de brug opgericht: L’assiociation du Pont du Garrit. Dat het kunstwerk werd bedreigd door de tand des tijds ging de oprichters aan het hart. Nederlander Ronald Knoth is de enthousiaste initiatiefnemer en vicevoorzitter van de vereniging.
Het doel is niet alleen het opknappen van deze architectonische parel uit de XIXe eeuw, maar ook om weer de aandacht te vestigen op dit erfgoed en er weer gebruik van te maken voor toeristische doeleinden.
Mineraalmijnen en kalkovens
De aanwezigheid van mineralen in het bekken van Saint Cyprien was sinds lang bekend. In 1830 telde dit gebied al 35 mineraalmijnen, zoals magnesium, lood, koper en bruinkool. Voor het bruinkooltransport werd een luchttransport verbinding per kabel over de Dordogne rivier gecreëerd in Bézenac; teneinde de mijn La Cavalerie in Cladech te verbinden met de particuliere treinmaatschappij Parijs – Orléans (P.O.).
In een gebied van enkele vierkante kilometers, in het bekken van Saint Cyprien, waren alle benodigde elementen bij elkaar te vinden voor de afzet van kalk. Het kalk werd gebrand met de kolen uit het eigen gebied. In 1835 waren er al twee kalkovens te vinden en rond 1863 was er een twaalftal in bedrijf. In 1880 installeerde zich een nieuwe fabriek in Allas-de- Berbiguières – sinds 8 januari 1910 Allas-les-Mines geheten. Dat de fabriek werd neergezet op de linkeroever van de rivier, zonder brug en andere verbindingslijnen, is te wijten aan de aanwezigheid van de rijke kleiachtige kalkaders op die plek. De kalksoort “Portlandien” dankt zijn naam aan de gelijknamige stad in het zuiden van Engeland waar dit procedé als eerste gebruikt werd.
Vanwege de ligging van deze fabriek was de rivier gedurende twintig jaar de enige transportmogelijkheid. Alles les Mines zal uiteindelijk het laatst overgebleven bolwerk zijn van vrachtvaart over de rivier de Dordogne.
Toen in 1882 de spoorlijn Sarlat – Bergerac werd geopend, bood dat nieuwe afzetmogelijkheden voor de verschillende fabrieken en hun handel. De rivier is tot het einde van de XIX e eeuw de enige transportlijn voor vrachtboten en veerpont om de handel naar de overkant van de rivier, naar het station te vervoeren. Het station van Saint Cyprien en de haltes van de spoorweg Parijs –Orléans, dichtbij de fabriek te Borie Basse van Marnac en in Saint Vincent de Cosse/ Bézenac, hebben een zeer grote bedrijvigheid gekend. De bouw van deze spoorlijn naar het noorden heeft in het departement tot een versnelde bouw van kunstwerken geleid, zoals: viaducten, bruggen, tunnels en kades. Het zijn de stille getuigen van de verandering van het plattelandsleven en de industriële revolutie die diepgaande veranderingen in het leven van de plattelandsmens teweegbrachten in de Dordogne streek – toen nog le Périgord geheten.
Het leven vóór le pont du Garrit
Er is indertijd op de linkeroever van de rivier, onderaan de fabriek in Allas les Mines, een aanlegplaats gebouwd. Een soort platform dat iets hoger langs het water lag en uitgerust was met lieren waar de vrachtboten, les gabarres, aanlegden om handelswaar te vervoeren.
In het hameau (gehucht) le Garrit, stroomopwaarts bij de plaats Berbiguières , werd een stenen kade gebouwd om de vrachtschepen te laden met kolen en het cement te lossen dat via het water vervoerd werd in grote ijzeren kratten. De kade werd gebouwd bij de veerpont en niet al te ver van het treinstation van het aan de overkant gelegen Saint Cyprien.
Een kleine vloot van vrachtschepen ging langs de linkeroever heen en weer tussen de fabriek van Allas les Mines en de haven van Garrit. Stroomopwaarts , door un toueur, een stoomboot, waarvan de lieren bestonden uit een gangspil van horizontale bomen, verbonden door een ketting ondergedompeld in de rivierbedding over een lengte van enkele kilometers. Een grote ring, verankerd in de muur van de vroegere kade van le Garrit, getuigt vandaag de dag nog van dit transport over de Dordogne. Van daaruit bracht de veerpont de kratten met cement naar de overkant. Vanwaar vrachtrijders het cement tot aan het treinstation van Saint-Cyprien transporteerden met behulp van karren die door sterke paarden werden voortgetrokken. Dit systeem heeft de haven van Garrit er gedurende 20 jaar van verzekerd goed bevoorraad te worden.
De rivier de Dordogne doorkruist het kanton van oost naar west. En al sinds de tijd van de Romeinen is de vruchtbare grond van beide oevers bekend om zijn tabak- en wijnteelt. Wijn werd stroomafwaarts over de rivier vervoerd naar de havens van Libourne en Bordeaux.
De scheepvaart was onophoudelijk overgeleverd aan de grillen van de stroom – indertijd was de stuwdam Bor les Orgues in de Auvergne nog verre toekomstmuziek en dus steeg en daalde het water op natuurlijke wijze naar gelang de aanvoer van regenwater of smeltwater uit de bergen in de Auvergne.
Unaniem akkoord
Tijdens de gemeenteraadvergadering van 22 januari 1891, stelt de toenmalige burgemeester van Saint Cyprien (Mr. Pestillat) het project van de bouw van de brug aan zijn raadsleden voor. Een groot aantal inwoners van Saint Cyprien en omliggende gemeentes vragen al sinds lange tijd om de bouw van een brug over de Dordogne tegenover Saint Cyprien, bij de passage du Garrit. Stroomopwaarts van de spoorbrug van Le Buisson de Cadouin. Met als doel het veer te vervangen dat tot dan toe de enige mogelijkheid is om de Dordogne over te steken op deze plek.
In februari 1891 beraden 18 omliggende communes zich en bereiken een unaniem akkoord over het immense nut voor meerdere doeleinden die het project zal brengen. Alle gemeentes zeggen hun financiële steun toe.
In april 1891 presenteert de dienst voor het wegverkeer een project. De brug zal gebouwd worden in de nabijheid van het veer du Garrit, 265 meter stroomopwaarts van de spoorbrug van Saint-Denis in Le Buisson de Cadouin. De dorpswegen van de gemeentes Berbiguières en Saint-Cyprien zullen worden omgeleid en het verkeer zal voortaan over de toekomstige brug gewezen worden.
Neefje van de Eiffeltoren
De goedkeuring van het ministerie voor het project doet zich voor op 10 februari 1892. Het metselwerk start op 4 juni om te eindigen op 15 oktober datzelfde jaar. Bijna twee jaar later, op
4 augustus 1894, leggen de constructeurs uit Haute Marne het metalen benedendek aan van 175,5 meter lang en 2,40 meter breed en zetten de bovenbouw op. De inmiddels verroeste plaquette met hun namen, MM. Hachette et Driout, is nog op de binnenzijde van de brug te vinden: ter hoogte van de eerste verticale metalen balk. De drie delen van de brug worden op de rechteroever gebouwd. Eenmaal afgebouwd wordt elk deel naar voren gebracht en op de gemetselde pilaren gezet. Aan beide zijden prijkt bovenin de eerste boog het trotse embleem “R.F”, de afkorting van République Française.
De plaatselijke handwerklieden van Saint Cyprien hebben ook een niet te verwaarlozen rol gespeeld in de bouw van de brug. De schilder bijvoorbeeld, ene Adrien Mounet, heeft de hele brug in zijn eentje geschilderd!
De brug is gebouwd volgens dezelfde constructiemethode als de Eiffeltoren: metalen dragers met een rand, verbonden middels klinkwerk. Ook de eerste metrostations in Parijs zijn op deze wijze gebouwd . Le pont du Garrit – Pont del Garric in het Occitan – is uniek in het departement en zelfs in heel Frankrijk. Het bewijs daarvan is dat de brug in het jaar 1900 op de jurylijst van de Wereldtentoonstelling kwam!
Hij is in eerste plaats aangelegd voor het transport van landbouwproducten met als hoofdzaak tabak. Later werd de brug ook gebruikt voor het vervoer van mineralen uit de mijnen van de plaats Allas les Mines, aan de Berbiguières -kant, naar Saint Cyprien aan de overzijde van de rivier.
De reden dat er toentertijd gekozen is voor een enkel karrenspoor komt voort uit de volgende gedachte van de ingenieurs: Het spitsuur op de brug kon naar hun idee alleen maar plaatshebben op de marktdag van Saint Cyprien. In dat geval zouden alle boerenwagens op hetzelfde moment heen gaan om hun oogst af te leveren en daarna weer tegelijk met een lege kar terug rijden … Leuk bedacht vanachter een bureautje; in de praktijk werkte dat echter wel anders!
Na ongeveer een eeuw loyale dienstverlening wordt de brug in 1991 voor verkeer gesloten door de bouw van le pont de la vallée, onderdeel van de grote doorgaande weg van Siorac en Périgord naar Saint Cyprien.
Geen brug te ver
Er moest tot 1903 gewacht worden totdat een ondernemer een brugje van metaal bouwde in Alles les Mines. Het was niet meer dan une passerelle, een zeer smalle brug. Met vier bogen, ook volgens dezelfde bouwmethode als de Eiffeltoren van metalen dragers en klinkwerk, met daarop een rails van 60 centimeter breed, bestemd voor de circulatie van stoomtreintjes van het type Dacauville. De aanleg van het smalspoor betekende het definitieve einde van het transport met vrachtschepen.
Een deel van dit smalspoor was verhoogd teneinde de circulatie van de treintjes gespaard te laten blijven voor eventuele overstromingen van de rivier de Dordogne. Dit verhoogde deel bestond uit een betonnen miniviaduct met elf bogen op de rechteroever, tegenover de smalle spoorbrug. Na een conflict met de burgemeester van de commune Saint Cyprien, moest het viaduct aangepast worden aan voetgangersverkeer. De overblijfselen van dit viaduct zijn nog altijd zichtbaar.
De smalle spoorbrug bleef als zodanig in gebruik totdat hij in 1961 plaats moest maken voor een brug voor autoverkeer.
Na de tweede wereldoorlog sluiten de cementfabrieken de een na de ander; die van Allas le Mines sluit zijn deuren op 30 juni 1980. Op warme zomeravonden, zittend voor hun deur , zwijgen de oudjes vanaf dat moment. Ze zeggen ze niet meer in hun oude taal tegen elkaar: ‘Quò sent lo fum, vai pleure doman! (Ça sent la fumée – de l’usine -, il va pleuvoir demain)’. Oftewel : ‘Het ruikt naar rook
– van de fabriek – het gaat morgen regenen.’
Traction avant
De voorzitter van de vereniging ter behoud van le pont du Garrit, Jean Bonnefon, werkte alvorens hij met pensioen ging voor de nationale radiozender France bleue Périgord. Deze man heeft wijd en zijd contacten die goed van pas komen bij het project om de brug op te knappen en er activiteiten te organiseren. Bovendien woont hij in een huisje tegenover de brug – op de linkeroever en geniet met volle teugen van zijn dagelijkse uitzicht.
Ronald Knoth, initiatiefnemer van het project en vicevoorzitter, is een oud marine officier. Zijn liefde voor Frankrijk begon in de vijfde klas van de lagere school en die liefde is gebleven. Met zijn vrouw Hélène ging hij regelmatig op vakantie in Frankrijk. In de lelijke eend, een deux chevaux, natuurlijk. Alle vakanties werden doorgebracht in Frankrijk, ook toen hun zoon en dochter eenmaal geboren waren en opgroeiden.
Ronald brengt nu met zijn vrouw afwisselend in Nederland en Frankrijk door. In beide landen is hij actief in het verenigingsleven. Ronald en Hélène delen niet alleen de liefde voor Frankrijk, maar ook die van “oude” auto’s: beiden hebben ze een Traction avant. Hij een van het bouwjaar 1953 en zij een uit 1949. Het echtpaar Knoth is lid van een oldtimerclub en is regelmatig op de wegen te vinden voor een rally of een tour; dichtbij of heel ver weg. Hetzij samen in een auto, hetzij in ieder hun eigen oldtimer.
Ronald is een wandelfanaat en zo brachten zijn wandelschoenen hem op een dag, via een van de vele mooie paden die de omgeving telt, tot bij de brug. Na deze ontdekking hield de unieke brug hem bezig en vanaf die dag begon het plan te rijpen voor renovatie en heropening voor (toeristisch) fiets- en voet verkeer … Iets dat goed aansluit bij de plannen van de provinciale raad om de wandelpaden in de streek uit te breiden. De brug zal een aantal wandelroutes met elkaar kunnen verbinden en voor nieuwe mogelijkheden kunnen zorgen; vanaf de brug heeft men namelijk een fenomenaal zicht op de pracht van de rivier en haar oevers!
In de inmiddels goed uitgewerkte plannen van de vereniging is het ook de bedoeling om tegelijkertijd het octrooihuisje op te knappen. Dit kleine gebouw op de rechteroever diende tijdens de bouw van de brug als atelier en werkplaats. En later als bureau en om belasting te heffen voor het oversteken van de brug. Tevens is er het idee om de resten van het smalle treinviaduct, op de rechteroever, deels in te richten als picknickplek. Het is over het naastliggende jaagpad mooi wandelen volgens Ronald.
Naast subsidie van de provincie, hoopt de vereniging het geld voor de renovatie bijeen te krijgen door virtuele stukjes of onderdelen van de brug te verkopen. Vanaf het luttele bedrag van 15€ kan men eigenaar worden van een klinknagel of voor een groter bedrag van één of meer centimeters van de brug. Daarnaast zorgt de contributie van de leden -10€ per jaar- ook voor de nodige inkomsten. De vereniging telt inmiddels al meer dan 220 leden, woonachtig in Frankrijk, Nederland, Engeland, Verenigde Staten, Zwitserland en Hongkong! Wie ook lid wil worden kan zich aanmelden via het volgende email adres: pontdugarrit@gmail.com
De datum van de feestelijke opening zal, naar de vereniging hoopt, plaats gaan vinden in juli 2017. Voor de 125e verjaardag van de brug.
Symbolische planting van twee eikenbomen
Een Frans gezegde luidt: à Sainte Catherine, tout bois prend racine, oftewel : op de dag van Sainte Catherine, wortelt ieder houtje. De naamdag van deze heilige valt op 24 november en vanwege het gezegde koos de vereniging juist voor déze dag om twee jonge eikenbomen te planten op beide oevers van le pont du Garrit. Men koos heel bewust voor twee eiken omdat Garrit, is afgeleid van het woord garric, dat in de oude streektaal – het occitan- “eik” betekent. De keuze om de link te leggen tussen het Frans van vandaag de dag en de oude taal, is bewust gemaakt om ook de derde en tweede generatie te betrekken bij de brug en hen te enthousiasmeren voor het behoud van “hun” brug.
Vele leden en de burgemeesters van Saint Cyprien, Berbiguières en Castels waren op deze dag bij de beplanting aanwezig om getuige te zijn van het symbolisch “bewortelen” van het project. Aan de voet van beide boompjes zullen komend voorjaar tulpen bloeien, voor deze gelegenheid geplant. Ronald heeft boompjes en bollen bewaterd met speciaal door hem uit de Spaanse pelgrimsplaats Santiago de Compastella meegebracht heilig water; ter bevordering van een stevige beworteling van bomen en project! Daarna was er voor iedereen een borrel en werd ter plekke het symbolische moment beklonken.
Georges Brassens, geboren in de Dordogne-streek, nam in 1982 zelfs een liedje op dat “Lo Garric” getiteld is. ‘J’ai trouvé l’autre matin dans le fond de mon jardin, bien caché sous un grand chêne, un morceau de mon pays.’ : ‘Op een ochtend vond ik aan het einde van mijn tuin, goed verstopt onder een grote eik, een stukje van mijn vaderland.’ Onder andere dit lied werd ‘s avonds ten gehore gebracht tijdens la soirée en chansons. De avond was bedoeld om het heugelijke feit van de beplanting te vieren en de betrokkenheid bij de Périgord aan te halen door voor het repertoire van onder andere George Brassens te kiezen.
Iedere gelegenheid om de brug “te vieren” en onder de aandacht van de pers te brengen wordt aangegrepen; het bestuur zit niet stil!
Duizend dingen
De koude decemberwind rukt aan mijn jas en kleine sliertjes haar waaien lyrisch rond mijn gezicht. Ik kruip wat dieper in mijn dikke sjaal en leun met twee handen op de metalen reling in een wellicht onbewuste poging om contact te maken met het geheugen van de brug. De kou van het geroeste metaal kruipt langzaam via mijn vingers mijn handen en polsen in. Ik merk het nauwelijks, want in gedachten hoor ik het water klotsen tegen de veerpont en klossen bonken tegen de kade. De lieren kreunen onder de druk van het gewicht aan de touwen en kettingen schuren over de stenen van de rivierbodem. Mannenstemmen, schuivende kratten en de geur van zwetende paarden. Monotone hamerslagen, de geur van verf, opvliegende eenden. Dan: hoefgeroffel, een tweetal boerenkarren ratelen in dezelfde richting voorbij; gedroogde tabaksbladeren hoog opgestapeld achter de mannen op de bok. Een van de boeren klakt met zijn tong om zijn sjokkende ros aan te moedigen. Even later: gebries, gevloek, twee karren in tegenovergestelde richting; beiden niet van plan om terug te gaan om de ander door te laten. Opeens ben ik weer dat kleine meisje op de achterbank van mijn vaders auto op de brug. Dit keer geen tegenliggers; ik sta met mijn moeder en broertje aan het begin van de brug en mijn vader rijdt alleen in zijn Chevrolet naar de overkant, waarna hij uit het zicht verdwijnt.
Mijn vader is onlangs overleden, veel te jong, maar zoals in duizend andere dingen leeft hij ook voort in de brug …
Schrijfster
Danielle van Duijn is de schrijfster van het boek “VerhalenderWijs”. Hierin beschrijft zij hoe ze door het wonen in la douce France steeds wat wijzer is geworden. Over zichzelf, het buitenleven, het volk, het land, de verschillen met Nederland en het leven in het algemeen. Soms door schade en verdriet, maar bovenal met verbazing en plezier. De belevenissen uit haar nieuwe leefwereld heeft zij naar waarheid en in chronologische volgorde aan het papier toevertrouwd. Dit boek is het resultaat! Het boek bestaat uit 88 korte verhalen, telt 292 bladzijden en is geïllustreerd met cartoons. Bestel het boek van Danielle hier.
Abonneer op onze nieuwsbrief