La Chandeleur – Het pannenkoekenfeest !
Ieder jaar op de avond van 2 februari, worden in bijna iedere Franse keuken pannenkoeken gebakken. Het is Chandeleur, het traditionele Franse pannenkoeken feest. Chandeleur was al een feestdag van de Romeinen en de Kelten. De kerk “verchristende” de feestdag en droeg haar op aan “het licht” en de “reiniging van de maagd”. Vandaag de dag is het vooral een (familie-)feestje waarop we pannenkoeken eten omdat men denkt dat het geluk brengt en het natuurlijk een goed excuus is voor de lekkerbekken!
Op 15 februari vereerden de Romeinen al Lupercus, de god van de vruchtbaarheid en in dezelfde maand werd Persephone, hun godin van het licht, geëerd tijdens “ Festa candelarum”, oftewel het feest van de kaarsen. Terwijl de Kelten op 1 februari “Imbolc” vierden, het feest van de reiniging van het water dat vruchtbaarheid en groei garandeerde. De boeren doorkruisten in processie de weilanden met brandende fakkels in hun handen. Ze eerden hun godin Brigid en vroegen haar de aarde te reinigen voordat er gezaaid werd en hoopten zo een overvloedige oogst af te dwingen.
Na de val van het Romeinse rijk, heeft de kerk erg haar best gedaan om de heidense riten te vervangen door religieuze feesten. In het jaar 472 werden de lichtfeesten door paus Gélase de eerste samengevoegd met de dag van “de presentatie van Jezus aan de tempel” en “de reiniging van de maagd”. De fakkels werden ingeruild voor waskaarsen en kandelaars.
De naam Chandeleur werd een paar eeuwen later ingesteld. Chandeleur komt van het Latijnse woord “candela” en chandelle, het Franse woord voor kaars. De kerk verving de toortsen door gezegende waskaarsen. Deze werden brandend gehouden om het licht uit te drukken en om boosaardigheid, onweer en de dood te verbannen. Bovendien om goede voortekens aan te roepen op de winterzaaiingen , zodat er de zomer daarop een goede oogst zou zijn. De gezegende kaarsen werden daarna door de volgelingen meegenomen naar huis; om het huis te beschermen. Thuis werd het oude meel gebruikt door er crêpes van te bakken, symbool voor welvaart voor het komende jaar; de nieuwe oogst was immers dichtbij.
De vorm en de kleur van de pannenkoeken, goud en rond, doet denken aan de zon die wordt opgeroepen terug te keren na de lange nacht van de winter. Maar er wordt ook gezegd dat Paus Gélase de eerste de pelgrims die in Rome arriveerden pannenkoeken te eten gaf om aan te sterken.
Op de keukenkast
Om gedurende het hele jaar verzekerd te zijn van welvaart, zijn sommigen er heilig van overtuigd dat je de crêpes omhoog dient te gooien met de rechterhand (en weer op te vangen) met een munt in de linkerhand. Het liefst een Louis d’or, een oud Frans muntstuk van goud. Maar omdat er maar weinig mensen zó fortuinlijk zijn, voldoet een gewone munt ook.
Een andere mogelijkheid is om een gouden munt te verpakken in de eerste crêpe en deze bovenop de slaapkamerkast van de heer des huizes te leggen. Een jaar later moest de munt uit de resten van de pannenkoek gehaald worden en geschonken aan de eerste de beste arme sloeber die hij tegenkwam op straat. Wanneer al deze riten gerespecteerd werden, zou dat hem een jaar lang rijkdom verzekeren.
Een gewoonte op het platteland is om de eerstgebakken pannenkoek bovenop de keukenkast te laten landen en die daar het hele jaar – of langer- te laten liggen … Dat zou geluk in huis brengen en vooral overvloedige oogsten bewerkstelligen – in hartje Parijs zal deze gewoonte dus zelden of niet gebezigd worden … Maar ik ken een huisschilder, hier op het platteland, die af en toe een keuken te schilderen heeft bij oude mensen. Met enige regelmaat treft hij boven op de keukenkast meerdere jaargangen crêpes aan …. Boven op de kast zou de pannenkoek niet beschimmelen, zo dacht men en dat zou de gehele toekomstige graanoogst behoeden voor schimmel.
Voor anderen is het voldoende om niets bijzonders te doen met de gouden schijven, oftewel pannenkoeken en ze gewoon op te eten. Zo eren ze de graanoogst en voorkomen ze dat de oogst van het vorige jaar, in de vorm van meel, bederft. Er zijn immers crêpes van gebakken!
Aangestampte aarde
Ik mocht op pannenkoekendag komen kijken, vragen en proeven bij een kennis van mij: een boerenvrouwtje op leeftijd. Ze woont in een klein dorp met iets meer dan 100 inwoners. Haar huisje is spik en span en aan crêpes op keukenkasten gooien doet ze dus niet. Jammer, dat had ik wel willen zien, maar wel zo prettig voor de schilder.
Ik mag gaan zitten aan de keukentafel en krijg een kruidenthee voorgezet op het plastic tafelkleed.
De keuken is een typische Franse plattelandskeuken:
Je stapt van buiten direct de keuken in, er liggen binnen en buiten kleedjes om je voeten te vegen.
De vloer wordt dagelijks gedweild. Een trap met een verleden lijkt te stoppen voor een dichte deur. De eerste treden zijn zichtbaar en de rest, achter de deur, leidt naar de bovenverdieping die ze niet gebruikt. Alleen voor logees. Via een andere deur kom je in een halletje dat toegang geeft tot haar slaapkamer, de badkamer en een andere kleine logeerkamer.
Onder een radiator staan twee hondenmanden met daarin twee hondjes. Boven de eettafel met zijn zes stoelen hangt een TL balk; niet zo sfeervol, maar je ziet tenminste wel wat je eet. Frans praktisch.
In de vroegere schouw neemt nu een groot fornuis een centrale plaats in. Rondom de pitten ligt aluminiumfolie om het fornuis beter schoon te kunnen houden. Een dikke eikenhouten balk draagt de muur erboven, daarop staan kleine porseleinen beeldjes en andere mini verzamelobjecten. Aan de muur hangt een drietal koperen steelpannen, van oudsher gebruikt om jams en sauzen in te bereiden maar nu zijn ze stofvangend in ruste.
De “echte” keuken, oftewel de keuken waarin ze haar groenten inmaakt en vlees braadt en stooft, bevindt zich in de kelder onder het huis. Je moet buitenom lopen om er te komen. Het plafond vol spinnenwebben is daar laag en de vloer is van aangestampte aarde. Het enige dat doet denken aan de huidige eeuw zijn de twee grote vrieskisten. Achterin de L-vormige ruimte staat een enorm fornuis en tegen de wanden en schuin in de ruimte staan houten stellingkasten vol met potten en potjes met ingemaakte etenswaren van allerlei aard.
Op de grond
Terug naar de keuken boven, want daar gebeurt “het”vandaag.
De kleine vrouw in haar bloemetjesschort rommelt her en der in wat kasten en gaat vervolgens het beslag roeren. Ze buigt zich over het aanrecht naar de kom met gelig beslag. Vanochtend vroeg al gemaakt; daardoor is het mengsel nu op zijn best is haar mening.
Ze noemt de ingrediënten, te weten:
5 eieren, een scheut rum, twee glazen water, 500 gram bloem, een kneepje zout, ¾ fles melk en een vuist suiker. Ze moet erbij nadenken zie ik, normaal blijkt ze het au pif, op gevoel, te doen.
Ze roert amechtig in de kom en terwijl ze roert beweegt haar mond in kringetjes mee. Ze is zo geconcentreerd bezig dat ze niet in de gaten heeft dat ik haar met een vertederde glimlach opneem.
Met haar doorleefde handen pakt ze een fles zonnebloemolie en een platte pan; ‘dertig jaar oud’ zegt ze. Ik hoop dat ze de pan bedoeld. De vrouw giet een soeplepel beslag in de pan en laat een eerste pannenkoekje garen.
Dan is het tijd voor het opgooien: met een armzwaai schiet de crêpe de lucht in en … belandt daarna op de grond. De tweede ook en die daarná op het fornuis; we moeten per keer harder lachen. De honden boffen. Zij weet echter niet van opgeven en de vierde pannenkoek belandt na een zwierige salto weer prachtig in de pan. Alle volgende exemplaren draait ze veilig met een spatel om. Op tafel heeft ze, geheel volgens traditie, een munt gelegd: een vijf franc stuk. Maar ze vergeet hem in haar hand te houden en ziet de munt pas weer liggen als alle crêpes gebakken zijn …
Het valt me op dat crêpes veel dunner worden gebakken dan de Nederlandse pannenkoeken. Ook zijn ze minder doorbakken, alsof ze niet helemaal gaar zijn. Voorts verschillen de ingrediënten en hun verhouding een beetje en is het beslag dunner dan ik gewend ben.
Als ze klaar is met bakken komen er potten honing, jam, suiker en Nutella op tafel. De crêpes smaken heerlijk. Ze doet vier pannenkoekjes in een stukje plastic folie ; ‘voor je zoontje,’ zegt ze vriendelijk.
Rijmen op Chandeleur, geeft het voorjaar kleur
Wanneer de dagen lengen en warmer worden, gaan het graan en gras groeien. Een voortduring van de winter zou dus bijzonder vervelend zijn voor de boeren. Er zijn dan ook vele spreuken die rijmen en slaan op de laatste dagen van de winter. Ze zijn gelieerd aan Chandeleur:
Rosée à la Chandeleur, Hiver à sa dernière heure
Dauw op Chandeleur, dan loopt de winter op zijn einde
A la Chandeleur, L’hiver s’apaise ou reprend vigueur
Op Chandeleur zwakt de winter af óf wint aan kracht
A la Chandeleur, le jour croît de deux heures
Op Chandeleur lengt de dag twee uur
A la Chandeleur, grande neige et froideur
Op Chandeleur een dik pak sneeuw en kou
A la chandeleur, le froid fait douleur
Op Chandeleur doet de kou pijn
Le soleil de la Chandeleur annonce hiver et malheur
Als op Chandeleur de zon schijnt voorspelt dat winter en ongeluk
A la chandeleur, Rose n’en sentira que l’odeur
Op Chandeleur ruikt Roos niets anders dan de geur
Si la chandelle est belle et claire, nous avons l’hiver derrière
Als Chandeleur mooi en helder is, hebben we de winter achter de rug
Si au Chandeleur le ciel n’est ni clair ni beau, nous aurons plus de vin que d’eau
Als met Chandeleur de hemel noch helder noch mooi is, zullen we meer wijn dan water hebben
Si la Chandeleur dégoute, l’hiver est passé sans doute
Wanneer Chandeleur beroerd is, is de winter zeker voorbij
Chandeleur à ta porte, c’est la fin des feuilles mortes
Chandeleur aan je deur, betekent het einde van de dode bladeren
Chandeleur sans chaleur, crêpes sans odeur
Chandeleur zonder warmte, pannenkoeken zonder geur
De beer is los
Een ander heidens feest waar de kerk vanaf wilde is de Keltische viering rondom het ontwaken van l’ours, de beer, uit zijn winterslaap. Vanaf de oudheid tot in het hart van de middeleeuwen werd op 24 januari gevierd dat de beer uit zijn hol kwam om te zien of het weer gunstig was. De mensen verkleedden of vermomden zich als beer en er werden ontvoeringen van jonge meisjes nagebootst.
De paus heeft lang gezocht naar het uitroeien van deze viering en heeft het uiteindelijk ondergebracht onder de viering van “de presentatie van Jezus aan de tempel” en die van “de reiniging van de maagd Maria”. Ondertussen gingen de vieringen van de beer en de terugkeer van het licht door middels vreugdevuren en andere processies met fakkels. In de vijfde eeuw stelde de Paus het feest van de kaarsen in. Van de XIIe tot de XVIII eeuw werd Chandeleur in vele streken nog Chandelours genoemd naar l’ours.
Volgens een zeer oude spreekwijze komt de beer uit zijn winterslaap op Chandeleur. Wanneer het weer somber is en de winter op zijn einde loopt kan de beer definitief uit zijn hol komen. Maar als het mooi weer is en de beer zijn schaduw ziet, zal de winter nog 40 dagen duren, evenals zijn winterslaap. De spreekwijzen daarover:
Le jour de la Chandeleur, l’ours rit ou pleure
Op de dag van Chandeleur lacht of huilt de beer
Si fait beau et luit Chandelours, six semaines se cache l’ourse
Als het mooi weer is en schittert op Chande”beer”, verstopt de beer zich nog zes weken
Dan is er nog het “festa candelarum” het feest van de Romeinen dat de zoektocht herdenkt naar Persephone, de godin van het licht. Zij bleek ontvoerd te zijn door Hades, de koning van de onderwereld. Doordat ze niet meer in onze wereld was, was duisternis alomtegenwoordig. Haar moeder zette een zoektocht in en verlichtte haar pad met een fakkel. Ze ontdekte dat haar dochter tweederde van het jaar op aarde op de godenberg de Olympus woonde (de periode van licht) en een derde van het jaar in de andere wereld, de hel (het winterseizoen). Het feest van de kaarsen symboliseert de terugkeer van het licht. Februari komt trouwens van het Latijnse woord “februar” dat sinds de oudheid reiniging betekent. Dat kwam de kerk goed uit en dus werd het feest van de maagd op dit moment geplaatst.
Onrein, onreiner, onreinst
Nadat de fakkels waren gedoofd en vervangen door waskaarsen en de boeren niet meer openlijk hun eigen goden mochten aanbidden, werd het lichtfeest gevierd naar de strenge ideeën van de kerk.
Het Joods-christelijk feest Chandeleur is 40 dagen na kerst en op die dag wordt de eerste kerkgang van de “Maagd” Maria gevierd, nadat ze is bevallen van het kindje Jezus. De Joden vieren dit eerste kerkbezoek met een reinigingsceremonie. Volgens hun wetten geloofden zij dat een vrouw gedurende zeven dagen onrein was na de geboorte van een zoontje. Daarna moest ze nog 33 dagen wachten tot haar bloed gereinigd was. Gedurende deze periode was er geen sprake van dat ze een heilige plaats zou betreden! Na de geboorte van een meisje werd zelfs geloofd dat ze 14 dagen onrein was en werd haar bloed pas zuiver na 66 dagen! Om middernacht werden de kaarsen aangestoken als symbool voor de reiniging.
In de Katholieke religie wordt op Chandeleur herdacht dat Jezus gepresenteerd werd aan de tempel tijdens dit eerste kerkbezoek na de bevalling. Paus Gélase de eerste organiseerde op die dag processies met waskaarsen die “Jezus licht van Israël” symboliseerden. De waskaarsen werden gewijd op de dag van Chandeleur als teken van reiniging.
Marseille heeft een eigen variant op Chandeleur. De zwarte maagd, beschermheilige van de schippers, wordt op die dag in een processie geëerd. De stad en de zee worden gewijd evenals de oude oven van de abdij en de biscuits die daarin worden gebakken. Volgens deze oude traditie eten de mensen in de Provence deze koekjes in de vorm van een roeiboot op de dag van Chandeleur. Deze traditie, ook wel Saint Victor genoemd, is al bekend uit de III e eeuw.
In de loop der volgende eeuwen gingen de teugels wat losser en werd Chandeleur nog steeds gesymboliseerd door kaarsen, maar lag de nadruk meer en meer op het eten van crêpes en de hoop op een goede oogst. Zo is het feest eigenlijk een combinatie geworden van de heidenen en de kerk.
Hoewel de vrouw vergeten was om de munt in haar hand te houden terwijl ze de pannenkoek in de lucht omdraaide, wens ik haar veel geluk en een goede oogst toe. Wat ze deze dag in elk geval heeft geoogst is dankbaarheid: ik heb een hele leuke middag gehad en nadat mijn zoontje uit school is gekomen smult hij van haar crêpes!
Schrijfster
Danielle van Duijn is de schrijfster van het boek “VerhalenderWijs”. Hierin beschrijft zij hoe ze door het wonen in la douce France steeds wat wijzer is geworden. Over zichzelf, het buitenleven, het volk, het land, de verschillen met Nederland en het leven in het algemeen. Soms door schade en verdriet, maar bovenal met verbazing en plezier. De belevenissen uit haar nieuwe leefwereld heeft zij naar waarheid en in chronologische volgorde aan het papier toevertrouwd. Dit boek is het resultaat! Het boek bestaat uit 88 korte verhalen, telt 292 bladzijden en is geïllustreerd met cartoons. Bestel het boek van Danielle hier.
Abonneer op onze nieuwsbrief