Le Paradis
Het Nederlandse echtpaar, dat in 1967 in de Périgord neerstreek om daar een camping te beginnen, waren pioniers. Het ging ze in de beginjaren niet bepaald voor de wind. Maar nu, 45 jaar later, doet camping Le Paradis zijn naam eer aan; het is er een waar paradijs!
Ik zit voor de houtkachel in de gezellig drukke woonkamer van oprichtster Joséphine Kusters. Klassieke muziek vult de ruimte en ik voel me welkom. In de keuken rinkelen koffiekopjes en even later komt de vrolijke vrouw de kamer binnen met twee kopjes dampende koffie. Alleen voor het Nederlandse bezoek met koekjes erbij, zo verfranst is ze wel. Hoe kan het ook anders na 45 jaar in Frankrijk te wonen.
Advertentie
Joséphine was in Nederland onderwijzeres op een meisjesschool. Toen ze pas geslaagd was, onderwees ze de tweede klas die 52 leerlingen telde. De eerste jaren dat ze in Frankrijk woonde keerde ze na het zomerseizoen terug om les te geven op een school in Nederland. Dit heeft ze twee winterseizoenen gedaan. Haar man Wim struinde in de Périgord, de oude naam van de Dordogne-streek, boerderijen af en kocht antieke klokken en oude auto’s op. Hij repareerde die en verkocht ze in Nederland. Het stel was gedwongen om in de wintermaanden geld in Nederland te verdienen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Pas na zeven jaar begonnen ze winst te maken op de camping.
Joséphine en Wim Kusters zagen in 1967 een kleine advertentie in de Volkskrant van een campingeigenaar in Saint Léon sur Vézère. De man zocht een compagnon om de camping te runnen omdat hij het hoofd niet meer boven water kon houden. Het echtpaar sprong enthousiast op dit aanbod in en kocht zich in met hetzelfde bedrag dat hij had ingebracht. Met Pasen van dat jaar verhuisden ze naar de Dordogne. Het vroor dat het kraakte en Joséphine was toen zes maanden zwanger van hun eerste zoon.
De verhuizing hebben ze gedaan met behulp van een heel equipe van familie, schoonzus en vriendinnen – drie auto’s vol. De meubels volgden later met een verhuiswagen.
Algauw maakten ze contact met de mensen uit het dorp. Hun naaste buren toentertijd waren hele lieve mensen van in de 80. Zowel de man als de vrouw droegen een hoofddeksel: de man een pet en de vrouw een baret. Op een dag leek het alsof de man een nieuwe pet had, een van een lichte kleur. Daar was echter geen sprake van, de pet was slechts gewassen … Zij had nog maar een tand in haar mond en was altijd in het zwart gekleed. De man had altijd dezelfde kleren aan; de enige verandering in zijn kleding was de sjaal: in de winter een wollen, in de zomer een van zijde.
Deze mensen hadden geen auto, alleen een oude bromfiets en waren nooit verder weg van huis geweest dan het volgende dorp. Drinken kon de man als de beste: hij dronk drie liter wijn per dag plus nog het aperitief en digestief. Zij spraken bijna alleen het dialect van de streek: het Occitan. Maar ondanks de taalbarrière hadden Joséphine en Wim een goed contact met die mensen. ‘Dat blijkt uit de kersen die we van hen kregen: meer dan die mensen zelf ooit hebben gegeten,’ aldus Joséphine.
Verkoop met kaarsjes
Hun kersverse compagnon bleek een idealist die zegge en schrijven maar een seizoen heeft meegewerkt. De tweede zoon van Joséphine en Wim werd in die tijd geboren. Ondanks dat ze zich hadden ingekocht, was dat nooit officieel vastgelegd bij de Notaris. Na zeven jaar was de lol er voor het echtpaar Kusters wel vanaf. Door de geldproblemen moest de camping verkocht worden via de rechtbank. Vente aux enchères oftewel: verkoop bij opbod voor de rechtbank.
Dit gebeurde volgens de zeer oude gewoonte met kaarsjes, la vente à la bougie. Deze manier van veilen stamt uit de XVe eeuw en heeft naast de symbolische ook een juridische waarde. Er kan geboden worden zolang er een kaarsje brandt. Op het moment dat de eerste is opgebrand wordt er gewacht totdat de rook volledig is opgelost. Waarna een tweede kaars wordt aangestoken. Zodra deze ook is opgebrand en er geen nieuw bod is gekomen wordt de veiling, na tien dagen officiële bedenktijd, gesloten verklaard. Na die tien dagen kan er niet meer geboden worden. De laatste bieder, Wim in dit geval, heeft door het systeem van het branden van de kaarsjes voldoende bedenktijd. Als hij zich niet heeft teruggetrokken en er geen nieuw bod is gekomen na tien dagen, is diegene eigenaar geworden. Wim Kusters had in de namiddag van de tiende dag al bijna de Champagne opengetrokken omdat niemand een tegenbod had gedaan. Totdat er een half uur voor de sluiting van de veiling een man in pak opdook in de rechtbank.
Hij bood 10 % hoger, zoals dat hoort bij een tegenbod. Het bleek om een afperser te gaan die zich alleen terug wilde trekken in ruil voor een geldbedrag. Deze gang van zaken kon natuurlijk niet door de beugel, maar ze konden niets anders doen dan de afperser “zijn” 10 % betalen. Wim moest bovendien die 10 % hoger bieden bij de rechtbank als tegenbod. Daarna begon de hele procedure, met kaarsjes en al, weer van voor af aan. Het duurde weer drie maanden voordat de zaak voor kwam en zo werden ze na een nieuwe veilronde, zonder tegenbieder, uiteindelijk tóch eigenaar van hun “Paradijs”!
Primitief
De camping was een wei van zeven hectaren met vijf boompjes. Het gras stond er hoog en wanneer er gasten kwamen mochten ze een plek uitzoeken en werd er met de zeis een plek vrijgemaakt. Behalve als het naturisten waren, die wilden juist graag hoog gras. ‘Het was een zeer primitieve camping!’ zegt Joséphine lachend.
Hun eerste gast heette mijnheer Zijlstra, ze weet het nog goed. Hij reed met zijn oude Dafje onder de houten entreeboog door en reed daarna een van de vijf pas geplante boompjes om! Toch knap, op zeven hectaren; de schade was 15 Franc. De man zette zijn tent midden op het weggetje waar de boer overheen moest. Toen er nog vier gasten arriveerden werd het hem te druk waarop hij zijn tent afbrak en ver weg op het terrein weer opzette langs de rivier. De boer kreeg dus niet de kans om te mopperen. Die boer reed trouwens met graagte over de camping om die mooie blonde schaars geklede vrouwen te bekijken. ‘Hij reed er zelfs voor om,’ aldus een lachende Joséphine.
Het woonhuis bestond uit drie ruimtes van zes bij zes. Er gaat een verhaal dat een vorige eigenaresse ergens onder de keukenvloer gouden muntstukken, les Louis d’or, had verstopt. ‘Helaas is daar nooit iets van gevonden, ‘ zegt Joséphine.
In een rommelhok, waar ook aardappels werden opgeslagen, waren een kraan en een WC. De capaciteit van de elektriciteit was dusdanig laag dat wanneer de wasmachine werd aangezet, de stroom uit klapte.
Het eerste seizoen hadden ze 27 families per dag. Een douche kostte 0,50 centimes en de staplaats een franc per dag. Dit ging op goed vertrouwen. Toen Joséphine op een dag aan een Fransman vroeg hoe vaak hij gedoucht had reageerde de man een beetje beledigd met: ‘wij zijn geen vieze mensen, het is niet nodig om ons te wassen.’ Ze moet er nog om lachen.
Joséphine laat me een grote vergeelde foto zien, met daarop de houten toegangsboog, het huis, hoog gras, een oude tent, kampeerders en een tweetal oude auto’s. Ze vertelt erbij dat, het eerste jaar dat de camping van haar en Wim was, ze vooraan op het terrein hun eigen tent en die van een zwager opzetten. Hun eigen auto parkeerden ze voor de tent, zo leek het alsof er gasten waren; ‘anders reden de mensen door’ zegt Joséphine ondeugend.
De camping is vandaag de dag niet meer te herkennen; er zijn nu 200 staplaatsen van 100 m2. Iedere plek heeft een eigen struik of boom. Verder is de camping prachtig beplant met allerlei bloeiende en groene struiken en bomen: een waar paradijs. De naam van de camping Le Paradis is erg toepasselijk. Vroeger vanwege de wilde natuur en nu vanwege de schoonheid.
De brillenman
Veranderingen in de streek die Joséphine in de loop der tijd zijn opgevallen:
In de jaren zestig waren de huizen nog niet zo netjes geschilderd als in deze tijd.
De mensen lijken opener te zijn geworden. Haar verklaring is de invloed van de televisie en de auto’s; de wereld van de mensen is letterlijk en figuurlijk groter geworden.
De wegen zijn ook groter geworden. De kleine weggetjes zijn echter altijd in goede staat geweest; de krijgsgevangenen hebben een groot deel van de kleine wegen aangelegd en onderhouden, weet ze te vertellen.
Er waren indertijd minder bomen in de streek, dit vanwege het feit dat er vroeger op hout werd gekookt en de huizen veelal alleen met hout verwarmd werden.
Het verschil tussen zomer en winter was groter; strenge winters en hete zomers. Joséphine voegt eraan toe dat ze veel gewandeld heeft en het leuke van de winter vindt ze dat je veel meer ziet wanneer de bladeren van de bomen zijn…
Vroeger waren er meer ruïnes. In de afgelopen jaren zijn die opgekocht en verbouwd door buitenlanders, veelal Engelsen en Nederlanders. Iets dat het gezicht van de streek behoorlijk heeft opgewaardeerd. ‘Zonder hen was de Dordogne niet zo mooi geweest en het heeft bovendien enorm geholpen voor de werkgelegenheid van bouwvakkers,’ aldus Joséphine.
In de jaren zestig werd er veel zuiniger omgesprongen met gebruiksartikelen. Ze geeft een specifiek voorbeeld van “de brillenman”: Vroeger ging er een man langs de deuren met een koffer vol oude gebruikte brillen. Die werden niet weggegooid, maar aan de brillenman gegeven. Hij verkocht ze daarop langs andere deuren weer door.
Ze herinnert zich ook een klein restaurant dat gerund werd door een ouder echtpaar. Je kon daar voor het luttele bedrag van negen franc eten. In een ander familie restaurantje kon je ook heerlijk eten. De zoon hield het draaiende en zijn ouders hadden hun vaste tafeltje voorin de zaak. Joséphine herinnert zich dat die vrouw vaak haar vork door de haren haalde en dat het oude stel iedere avond met de kippen op stok ging. ‘Zulke restaurantjes vind je hier nu niet meer,’ zegt ze met weemoed in haar stem.
Trots als een ouwe aap
Er loopt een centrale weg over de camping en links en rechts zijn, als bladeren aan een tak, parkjes aangelegd. Aan de rand van deze veldjes zijn staplaatsen, iedere campinggast kijkt dus naar het midden van het veld. De parkjes dragen bloemennamen. Deze opzet stuitte tegen de borst van Préfectuur, de Gouverneur van het departement. Het was hem veel te fantasierijk. Zoals op alle campings wilde hij een hoofdlaan zien, met kleine laantjes links en rechts. Maar wat schetste de verbazing van Joséphine en Wim; een paar jaar later werd hun camping door hun systeem uitgeroepen tot voorbeeldcamping!
Het sterren-principe bestond toen nog niet, maar vandaag de dag heeft de camping vijf sterren.
‘Ik ben zo trots als een ouwe aap!’ zegt ze met onverholen trots.
Joséphine, Fien voor naasten en vrienden, is nu 73 jaar en woont inmiddels in het prachtige plaatsje Montignac. 21 jaar geleden is haar man helaas overleden. Haar oudste zoon Gé kwam toen direct terug uit Nederland. Hij was door zijn ouders de wijde wereld in gestuurd om het campingvak eerst elders te leren. Maar toen zijn vader overleed was hij pas een week weg. Hij hielp zijn moeder van toen af aan met het runnen van de camping. Gé ontmoette er zijn vrouw, die als seizoenskracht was aangenomen en nam jaren later de camping van zijn moeder over. Ook haar andere zoon Christoph is in de streek blijven wonen en ook hij is een Nederlandse vrouw getrouwd. Joséphine heeft zes kleinkinderen.
Joséphine is goed ingeburgerd; ze heeft er dan ook een hekel aan wanneer iemand spreekt van “die Fransen”. Ze heeft vooral Franse vriendinnen; haar beste vriendin is 88 jaar. Maar ook Engelse en Nederlandse vriendinnen. Joséphine pakt haar IPod erbij: ‘het leukste cadeau dat ik ooit gekregen heb! ‘ zegt ze verheugd. Haar vingers schieten over het scherm en ze tovert een foto van haar beste vriendin tevoorschijn.
Ze is nog actief betrokken bij de camping, het is haar leven en alle mensen kennen haar daar. 24 Jaar lang heeft ze de camping gerund met haar man; ze zou het campingleven voor geen goud willen missen en vindt het nog dagelijks een feest om er te zijn. Tussen 8 en 10 uur verkoopt Joséphine broodjes en daarna drinkt ze koffie met het personeel. Er zijn veel vaste gasten en met velen heeft ze blijvende vriendschappen gesloten. ’s Winters gaat ze meestal op reis en soms zoekt ze gasten op. Deze winter staan Engeland en Schotland op het programma. In de afgelopen jaren is ze ook in Zuid- Afrika, Portugal, Paraguay, Aruba en Egypte geweest. Reizen vindt ze heerlijk en doet dat zolang het nog kan!
Joséphine wekt een gelukkige en actieve indruk. Ondanks dat ze voor het grootste gedeelte afstand heeft gedaan van de camping leeft ze nog steeds, welverdiend, in Le Paradis: dat van haarzelf.
Schrijfster
Danielle van Duijn is de schrijfster van het boek “VerhalenderWijs”. Hierin beschrijft zij hoe ze door het wonen in la douce France steeds wat wijzer is geworden. Over zichzelf, het buitenleven, het volk, het land, de verschillen met Nederland en het leven in het algemeen. Soms door schade en verdriet, maar bovenal met verbazing en plezier. De belevenissen uit haar nieuwe leefwereld heeft zij naar waarheid en in chronologische volgorde aan het papier toevertrouwd. Dit boek is het resultaat! Het boek bestaat uit 88 korte verhalen, telt 292 bladzijden en is geïllustreerd met cartoons. Bestel het boek van Danielle hier.
Abonneer op onze nieuwsbrief